Besmetting
Wanneer het kalf in aanraking komt met besmette mest in de afkalfstal of kalverhokken, start de opname van geïnfecteerde eitjes, de zogenaamde oöcysten. Na de opname scheidt het kalf binnen vier dagen grote hoeveelheden van deze besmette eitjes uit via de eigen mest. De infectiedruk neemt hierdoor ontzettend snel toe. Andere kalveren raken zo ook besmet met C. parvum en ook kan het kalf zichzelf opnieuw besmetten. De besmette eitjes kunnen door hun dikke celwand enkele maanden buiten het kalf overleven.
Vanaf levensdag 7 t/m dag 10 wordt in de meeste gevallen kalverdiarree veroorzaakt door C. parvum. Vaak wordt bij mestonderzoek ook de combinatie rota- of coronavirus aangetoond als medeveroorzaker van de diarree.
Infectie
Zodra de besmette eitjes in het lichaam van het kalf komen, vermeerderen ze zich explosief en beschadigen ze de darmwand. Voedingstoffen kunnen zo minder goed opgenomen worden, wat een negatief effect heeft op de weerstand van het kalf. De kans op uitdroging neemt dan toe. De darmen reageren met een hevige, geelgroene of waterige diarree. Het kalf verliest snel gewicht. De diarree hoeft niet continu aanwezig te zijn, het kan ook met tussenpozen, bijvoorbeeld bij het opnieuw besmet raken. Hoe ouder de kalveren zijn, des te minder symptomen ze vaak vertonen.